Vertaling van toen

Inhoud:

Nederlands
Engels
toen, dan {bw.}
then 
at that time
toen {vw.}
when 
toen {bw.}
next


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Ik keek toen tv.

I was watching TV then.

Toen was ik student.

I was a student at that time.

Toen waren we jonger.

We were younger then.

Was je toen op school?

Were you at school at that time?

De regenworm wriemelde toen ik hem aanraakte.

The earthworm wriggled when I touched it.

Toen ik terugkwam was mijn auto weg.

When I came back, my car was gone.

Ik rookte toen ik jong was.

I did smoke when I was young.

Toen ik wakker werd, was ik verdrietig.

When I woke up, I was sad.

Hij verliet de kamer toen ik binnenkwam.

He left the room on my entering it.

Hij kwam pas toen ik belde.

It was not until I called that he came.

Hij was uitgeput toen hij thuis kwam.

He was exhausted when he got home.

"Val!" riep hij toen hij haar herkende.

"Val!" he shouted when he recognized her.

Toen waren er nog geen radio's.

There were no radios in those days.

Ze was mooi toen ze jong was.

She was beautiful when she was young.

Ze kon lezen toen ze vier was.

She could read when she was four.


Gerelateerd aan toen

dandaarna