Vertaling van zuster

Inhoud:

Nederlands
Engels
verpleegster [v], ziekenverpleegster [v], ziekenzuster [v], zuster [v] {zn.}
nurse 
Ze is verpleegster.
She is a nurse.
Ze werd verpleegster.
She became a nurse.
zus [v], zuster [v] {zn.}
sister 
Mijn zuster is beroemd.
My sister is famous.
Mijn zus is mooi.
My sister is pretty.
zuster [v] (de ~) {zn.}
sister
Ze kocht een woordenboek voor haar zuster.
She bought a dictionary for her sister.
Uw zuster is mooi als altijd.
Your sister is beautiful as ever.
broeder [m], broer [m], zus [v], zuster [v] {zn.}
sibling
verpleegster [v] (de ~), ziekenzuster, zuster [v] (de ~) {zn.}
nurse
Een verpleegster kleedt zich in het wit.
A nurse wears white.
De verpleegster is in het wit gekleed.
The nurse is dressed in white.
zusje, zuster [v] (de ~), zus [v] (de ~) {zn.}
sister
sis
Mijn zusje gaat naar de kleuterschool.
My little sister goes to nursery school.
Ze is mijn zus.
She's my sister.
non [v] (de ~), religieuze [v] (de ~), zuster [v] (de ~) {zn.}
religious
Tom heeft een heleboel religieuze boeken, maar hij heeft ze nog nooit gelezen.
Tom has a lot of religious books, but he has never read them.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Mijn zuster is beroemd.

My sister is famous.

Ze kocht een woordenboek voor haar zuster.

She bought a dictionary for her sister.

Uw zuster is mooi als altijd.

Your sister is beautiful as ever.

Ik heb een geschenk aanvaard van zijn zuster.

I accepted a present from his sister.

Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.

His older sister is older than my oldest brother.

Ik ging naar de dierentuin met mijn zuster.

I went to the zoo with my sister.

Zijn zuster kan vandaag niet met u spreken.

His sister can't talk to you today.

Mijn zuster heeft twee zonen, dus ik heb twee neven.

My sister has two sons, so I have two nephews.

Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.

His elder sister is older than my eldest brother.

De echtgenoot van de zuster van mijn vader is mijn oom.

My father's sister's husband is my uncle.


Gerelateerd aan zuster

verpleegster - ziekenverpleegster - ziekenzuster - zus - broeder - broer - zusje - non - religieuzemedemens - ziekenverpleger - familielid - kloosterling