Vertaling van dik
Inhoud:
Nederlands
Spaans
dik, vet, vettig {bn.}
gordo
grueso
aceitoso
grueso
aceitoso
dik, lijvig {bn.}
grueso
abultado
abultado
dicht, dik, gebonden {bn.}
denso
espeso
espeso
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
De vrouw is dik.
La mujer está gorda.
Ik ben zo dik.
Estoy tan gorda.
Je bent dik geworden.
Has engordado.
Als je teveel eet, word je dik.
Si comés tanto vas a engordar.
Als je zoveel eet, zal je dik worden.
Si comes tanto, vas a engordar.
Het ijs is dik genoeg om er op te lopen.
El hielo es lo suficientemente fuerte para caminar sobre él.