Vertaling van eenmaal
Inhoud:
Nederlands
Spaans
eenmaal, eens, ooit, weleens {bw.}
en algún tiempo
una vez
una vez
eenmaal, eens, één keer {bw.}
una vez
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
We zijn maar eenmaal jong.
Sólo se es joven una vez.
Hij sproeit de tuin eenmaal per week.
El riega el jardín una vez a la semana.
Eenmaal op het station aangekomen, belde ik mijn vriend op.
Al llegar a la estación, telefoneé a mi amigo.
Eenmaal op het station aangekomen, belde ik mijn vriend op.
Al llegar a la estación, telefoneé a mi amigo.
Het is de moeite waard om deze boeken minstens eenmaal te lezen.
Vale la pena leer estos libros al menos una vez.