Vertaling van eens

Inhoud:

Nederlands
Spaans
eenmaal, eens, ooit, weleens {bw.}
en algún tiempo
una vez
eenmaal, eens, één keer {bw.}
una vez


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Probeer het gewoon eens.

Solo pruébatela.

Loop eens wat langzamer.

Camina más despacio.

O! Laat eens zien.

¡Oh! Mostrámelo, por favor.

Probeer het nog eens.

Inténtalo otra vez.

Kijk eens naar dit.

Observa esto.

Zeg eens "aaa".

Diga "aaah".

Mag ik het eens passen?

¿Puedo probarme esto?

Raat eens wie komt vanavond.

Adivina quién viene esta noche.

Denk er eens over na.

Piénselo.

Ben je al eens in Parijs geweest?

¿Has estado alguna vez en París?

Je probeert mij niet eens te helpen.

Ni siquiera intentas ayudarme.

Tom is het nooit eens met Mary.

Tom nunca está de acuerdo con Marie.

Ik wil het niet nog eens doen.

No quiero hacerlo otra vez.

Laten we dit nog eens doen.

Hagamos esto de nuevo.

Ga eens even kijken wie het is.

Ve a ver quién es, por favor.


Gerelateerd aan eens

eenmaal - ooit - weleens - één keer