Vertaling van eieren

Inhoud:

Nederlands
Spaans
ei (mv. eieren) [o] {zn.}
huevo [m] (el ~)
Het lijkt op een ei.
Parece un huevo.
In mei leggen alle vogeltjes een ei.
En mayo, todos los pájaros ponen un huevo.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Ik heb niet graag eieren.

Odio los huevos.

Kun je eieren bewaren buiten de koelkast?

¿Los huevos se pueden mantener fuera de la heladera?

De kip heeft vier eieren gelegd.

La gallina puso cuatro huevos.

Marie heeft een dozijn eieren nodig.

María necesita una docena de huevos.

We hebben een half dozijn eieren.

Tenemos media docena de huevos.

Hoe wilt u de eieren hebben?

¿Cómo quiere los huevos?

Hoeveel eieren kon je gisteren krijgen?

¿Cuántos huevos pudiste conseguir ayer?

In de zomer worden eieren rap slecht.

En verano, los huevos se pudren rápido.

Mijn moeder heeft tien eieren gekookt.

Mi madre cocinó diez huevos.

Ik vraag mij af waarom eieren per dozijn verkocht worden.

Me pregunto por qué los huevos se venden por docena.

Ik heb enkele eieren gekocht, en wat melk.

Compré algunos huevos y un poco de leche.

De jongen vond het leuk om eieren naar mensen te gooien vanuit het raam van zijn flat.

Al chico le gustaba tirarle huevos a la gente desde la ventana de su departamento.


Gerelateerd aan eieren

ei