Vertaling van gebruiken

Inhoud:

Nederlands
Spaans
aanwenden, benutten, gebruiken {ww.}
usar
emplear
hacer uso de

wij gebruiken
jullie gebruiken
zij gebruiken

nosotros usamos
vosotros usáis
ellos/ellas usan
» meer vervoegingen van usar

Mag ik dit gebruiken?
¿Puedo usar esto?
Mag ik dit potlood gebruiken?
¿Puedo usar este lápiz?
drinken, gebruiken {ww.}
beber

wij gebruiken
jullie gebruiken
zij gebruiken

nosotros bebemos
vosotros bebéis
ellos/ellas beben
» meer vervoegingen van beber

Wat wilt ge drinken?
¿Qué desea beber?
Wil je iets drinken?
¿Te gustaría beber algo?
bikken, gebruiken, eten, vreten, nuttigen {ww.}
comer

wij gebruiken
jullie gebruiken
zij gebruiken

nosotros comemos
vosotros coméis
ellos/ellas comen
» meer vervoegingen van comer

Kan ik eten?
¿Puedo comer?
Je moet niet eten.
No necesitas comer.
gebruik (mv. gebruiken) [o], gewoonte, usance {zn.}
hábito [m] (el ~)
costumbre [v] (la ~)
Je zou er een gewoonte van moeten maken je tanden te poetsen na elke maaltijd.
Deberías hacerte el hábito de cepillarte los dientes después de cada comida.
gebruik (mv. gebruiken) [o], zede {zn.}
uso [m] (el ~)
costumbre [v] (la ~)
Ik gebruik Twitter.
Yo uso Twitter.
Het oude uurwerk is nog in gebruik.
El viejo reloj aún sigue en uso.
gebruik (mv. gebruiken) [o], genot {zn.}
uso [m] (el ~)
Dat is het woordenboek dat ik alle dagen gebruik.
Este es el diccionario que uso todos los días.
Het doeltreffendste middel voor de verspreiding van het Esperanto is het vlotte en elegante gebruik van die taal.
El medio más efectivo para la difusión del esperanto es el uso fluido y elegante de este idioma.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Mag ik dit gebruiken?

¿Puedo usar esto?

Ik moet medicijnen gebruiken.

Tengo que tomar medicinas.

Mag ik dit potlood gebruiken?

¿Puedo usar este lápiz?

Mag ik deze fiets gebruiken?

¿Puedo usar esta bicicleta?

Mag ik jouw potlood gebruiken?

¿Puedo usar tu lápiz?

Wil je de mijne gebruiken?

¿Quieres usar el mío?

Mag ik jouw telefoon gebruiken?

¿Puedo usar tu teléfono?

Mag ik je telefoon gebruiken?

¿Puedo usar su teléfono?

Mag ik jouw telefoon gebruiken?

¿Puedo usar tu teléfono?

Ik denk dat ze jou gebruiken.

Creo que te están utilizando.

Je mag altijd mijn woordenboek gebruiken.

Puedes usar mi diccionario siempre.

Door Tatoeba te gebruiken leert men talen.

Usando Tatoeba uno aprende lenguas.

Mag ik je woordenboek even gebruiken?

¿Puedo usar un poco tu diccionario?

Alleen zij kan de computer gebruiken.

Sólo ella puede usar el ordenador.

Wij gebruiken woorden om te communiceren.

Usamos palabras para comunicarnos.


Gerelateerd aan gebruiken

aanwenden - benutten - drinken - bikken - eten - vreten - nuttigen - gebruik - gewoonte - usance - zede - genot