Vertaling van glimlachen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
glimlachen {ww.}
sonreír

wij glimlachen
jullie glimlachen
zij glimlachen

nosotros sonreímos
vosotros sonreís
ellos/ellas sonríen
» meer vervoegingen van sonreír

Ze probeerde tevergeefs te glimlachen.
Ella trató en vano de sonreír.
glimlach (mv. glimlachen) {zn.}
sonrisa [v] (la ~)
Hij antwoordde mij met een glimlach.
Me respondió con una sonrisa.
Ze ontvingen me met een glimlach.
Ellas me saludaron con una sonrisa.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Ze probeerde tevergeefs te glimlachen.

Ella trató en vano de sonreír.

Ik hou van uw manier om te glimlachen.

Me gusta la manera en que sonríes.

Ik hou van uw manier om te glimlachen.

Me gusta la manera en que sonríes.


Gerelateerd aan glimlachen

glimlach