Vertaling van het leven

Inhoud:

Nederlands
Spaans
herrie [v], lawaai, leven, ophef, rumoer, kabaal {zn.}
ruido [m] (el ~)
Maak geen lawaai.
No hagáis ruido.
Hij klaagde over de herrie.
Él se quejó del ruido.
hachje [o], leven {zn.}
vida [v] (la ~)
Dat is het leven.
La vida es así.
Het leven gaat verder.
La vida continúa.
leven {ww.}
vivir
Leven en laten leven.
Vive y deja vivir.
Ik heb geleerd te leven zonder haar.
Aprendí a vivir sin ella.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Dat is het leven.

La vida es así.

Het leven gaat verder.

La vida continúa.

Het leven is prachtig!

La vida es bella.

Dat is het leven.

Así es la vida.

Het leven is vreemd.

La vida es extraña.

Het leven is oneerlijk.

La vida es injusta.

Het leven is kort.

La vida es corta.

Het leven is oneerlijk.

La vida es injusta.

Wat is het leven raar!

¡Qué extraña es la vida!

Het leven gaat niet altijd over rozen.

La vida no es fácil.

Er zijn belangrijkere dingen in het leven.

Hay cosas más importantes en esta vida.

Het leven gaat niet altijd over rozen.

En la vida hay altibajos.

Het leven gaat niet altijd over rozen.

La vida no es fácil.

Maciek heeft in december het leven verloren.

Maciek perdió la vida en diciembre.

Wat is je doel in het leven?

¿Cuál es tu meta en la vida?


Gerelateerd aan het leven

herrie - lawaai - leven - ophef - rumoer - kabaal - hachje