Vertaling van kan

Inhoud:

Nederlands
Spaans
kan [m], pan [v], pot [m] {zn.}
pote [m] (el ~)
olla [v] (la ~)
kunnen {ww.}
poder

ik kan
jij kan
hij/zij/het kan

yo puedo
puedes
él/ella puede
» meer vervoegingen van poder



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Hij kan snel zwemmen.

Él puede nadar rápido.

Waar kan ik bellen?

¿Dónde puedo llamar por teléfono?

Hij kan Frans spreken.

Sabe hablar francés.

Ik kan niet zwemmen.

No sé nadar.

Kan ik dit eten?

¿Puedo comerme esto?

Ik kan het.

Puedo hacerlo.

Niemand kan hem begrijpen.

Nadie puede entenderle.

Ik kan skiën.

Sé esquiar.

Tom kan niet tennissen.

Tom no sabe jugar al tenis.

Ik kan niks bedenken.

No puedo pensar en nada.

Ik kan Chopin spelen.

Puedo tocar Chopin.

Niemand kan hem overtreffen.

Nadie puede superarlo.

Mary kan zwemmen.

Mary puede nadar.

Bob kan koken.

Bob puede cocinar.

Ik kan tennissen.

Sé jugar al tenis.


Gerelateerd aan kan

pan - pot - kunnen