Vertaling van leer

Inhoud:

Nederlands
Spaans
doctrine [v], leer, geloofsleer {zn.}
doctrina [v] (la ~)
leder [o], leer [o] {zn.}
cuero [m] (el ~)
bijbrengen, instrueren, leren, scholen {ww.}
enseñar
instruir

ik leer

yo instruyo
» meer vervoegingen van instruir

Ik kan je leren vechten.
Yo te puedo enseñar a pelear.
Dat mensen niet veel leren van de lessen uit het verleden is de belangrijkste les die het verleden ons te leren heeft.
Que los hombres no aprenden mucho de las lecciones de la historia es la más importante de todas las lecciones que la historia tiene por enseñar.
leren, onderwijzen {ww.}
enseñar

ik leer

yo enseno
» meer vervoegingen van ensenar

Onderwijzen vraagt veel geduld.
Enseñar requiere mucha paciencia.
leren, aanleren {ww.}
aprender

ik leer

yo aprendo
» meer vervoegingen van aprender

Ik wil leren zwemmen.
Quiero aprender a nadar.
Ik wil graag Frans leren.
Quiero aprender francés.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Leer niet.

No estudies.

Ik leer Tsjechisch.

Estoy aprendiendo Checo.

Leef en leer.

Vivir y aprender.

Ik leer Tsjechisch.

Estoy aprendiendo checo.

Ik leer Turks.

Estoy aprendiendo turco.

Ik leer Turks.

Estoy aprendiendo turco.

Wat leer je op school?

¿Qué estás aprendiendo en la escuela?

Wat leer je op school?

¿Qué aprendes en la escuela?

Ik ben gelukkig, want ik leer wat Nederlands.

Estoy feliz porque estoy aprendiendo algo de holandés.


Gerelateerd aan leer

doctrine - geloofsleer - leder - bijbrengen - instrueren - leren - scholen - onderwijzen - aanleren