Vertaling van los

Inhoud:

Nederlands
Spaans
los, onbelemmerd, onbezet, open, vlot, vrij, vrijgesteld {bn.}
libre
los [m], lynx [m] {zn.}
lince [m] (el ~)
los, slap {bn.}
flojo
suelto
los {bn.}
suelto
afgezonderd, afzonderlijk, bijzonder, los, apart, separaat, los van elkaar {bn.}
aparte
separado
beweegbaar, los, mobiel, roerend {bn.}
móvil
movible
loslaten, lossen, tappen, uitlaten, vieren, weglaten {ww.}
dejar salir
lossen, ontschepen {ww.}
descargar

ik los

yo descargo
» meer vervoegingen van descargar

afladen, lossen, uitladen {ww.}
descargar

ik los

yo descargo
» meer vervoegingen van descargar

lossen {ww.}
descargar

ik los

yo descargo
» meer vervoegingen van descargar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Laat mijn arm los!

Suéltame el brazo.

Laat me los!

¡Déjeme ir!

Laat het touw los.

Suelta la cuerda.

Laat me los!

¡Suéltame!

Laat mijn hand niet los.

No sueltes mi mano.

Hij liet het touw los.

Él soltó la cuerda.

Ik liet het touw los.

Solté la cuerda.

Laat het touw niet los.

No sueltes la cuerda.

Tom liet de hand van Mary los.

Tom soltó la mano de Mary.

Ik heb familie in Los Angeles.

Tengo parientes en Los Ángeles.

Ik heb familie in Los Angeles.

Tengo familia en Los Ángeles.

Ze liet de hand van de jongen los.

Ella soltó la mano del niño.

Ik zei haar het touw niet los te laten, maar dat deed ze wel.

Le dije que no soltara la cuerda, pero la soltó.

Hij schopte zijn schoenen uit zonder eerst de veters los te maken.

Él se quitó los zapatos a patadas sin desatarlos primero.