Vertaling van vast

Inhoud:

Nederlands
Spaans
bepaald, ongetwijfeld, vast, wel degelijk, zeker {bw.}
ciertamente
intussen, inmiddels, vast, voorlopig, zolang {bw.}
entretanto
gevestigd, hecht, stevig, vast {bn.}
firme
resistente
sólido
allicht, vast, waarschijnlijk, wel, zeker {bw.}
probablemente
definitief, onherroepelijk, vast {bn.}
definitivo
blijvend, gedurig, vast, voortdurend {bn.}
estable
perenne
contínuo
gewis, stellig, zeker, vast, vaststaand, verzekerd, wis {bn.}
cierto
onbeweeglijk, star, vast {bn.}
fijo
allicht, vast, waarschijnlijk, wel, zeker {bw.}
probablemente
degelijk, deugdelijk, flink, gedegen, hecht, solide, vast {bn.}
sólido
vasten {ww.}
ayunar

ik vast
jij vast
hij/zij/het vast

yo ayuno
ayunas
él/ella ayuna
» meer vervoegingen van ayunar



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Ze hielden elkaars handen vast.

Ellos se tomaron de la mano.

Tom zit vast in het verleden.

Tom está detenido en el pasado.

"U maakt vast een grapje!" grijnsde Dima.

-Estoy seguro -Dima sonrió- de que está bromeando.

Hou de vaas met beide handen vast.

Sujeta el jarrón con las dos manos.

Ik stond vast in de file.

Quedé atrapado en un embotellamiento.

Waarom hou je mijn handen vast?

¿Por qué me tomas las manos?

Ze hield mijn arm stevig vast.

Ella sostuvo mi brazo firmemente.

Ze zijn vast op je aan het wachten.

Deben de estar esperándote.

Je houdt m'n hand vast op die foto.

Estás sujetando mi mano en esa foto.

Ze bonden de dief vast aan een boom.

Amarraron el ladrón a un árbol.

Ik bond mijn hond aan de boom in de tuin vast.

Amarré a mi perro al árbol en el jardín.

De man die volledig in het rood was gekleed hield een pistool vast.

El hombre de rojo estaba portando una pistola.