Vertaling van volk

Inhoud:

Nederlands
Spaans
volk {zn.}
pueblo [m] (el ~)
población [v] (la ~)
Wij zijn het volk.
Somos el pueblo.
Religie is het opium van het volk.
La religión es el opio del pueblo.
lieden, lui, mensen, volk {zn.}
gente [v] (la ~)
Pistolen doden geen mensen. Mensen doden mensen.
Las armas no matan gente. La gente mata gente.
Ik zie dode mensen.
Veo gente muerta.
natie [v], volk {zn.}
nación [v] (la ~)
De hele natie wil vrede.
Toda la nación quiere paz.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Wij zijn het volk.

Somos el pueblo.

Religie is het opium van het volk.

La religión es el opio del pueblo.

Het volk daar is niet zo dom.

La gente de ahí no es tan tonta.

Eindelijk luistert de regering naar het volk.

Al fin el gobierno escucha al pueblo.

Religie is het opium van het volk.

La religión es el opio del pueblo.

De Chinezen zijn een hardwerkend volk.

Los chinos son grandes trabajadores.

De Amerikanen zijn een agressief volk.

Los norteamericanos son personas agresivas.

"Vandaag is de melkboer begraven. Er was veel volk, want op het dorp kende iedereen hem." "O, is er in Linschoten een melkboer?" "Nou nee, nu dus niet meer!"

"Hoy han enterrado al lechero. Había mucha gente, porque todos en el pueblo le conocían." "Oh, ¿hay un lechero en Linschoten?" "¡Bueno no, ya no!"


Gerelateerd aan volk

lieden - lui - mensen - natie