Vertaling van wat voor
Inhoud:
Nederlands
Spaans
wat een, wat voor, wat voor een soort {bn.}
que
cual
cual
aanmaken, bereiden, toebereiden, voorbereiden {ww.}
preparar
adobar
aderezar
adobar
aderezar
ik bereid voor
jij bereidt voor
yo preparo
tú preparas
» meer vervoegingen van preparar
Je moet je voorbereiden op de toekomst.
Te deberías preparar para el futuro.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Wat voor ziekte heb ik?
¿Qué enfermedad tengo?
Wat voor soort broodje wil je?
¿Qué tipo de emparedado quieres?
"Wat voor gevoel?" vroeg de winkelier.
-¿Qué clase de sensación? -le preguntó la dependienta.
Wat voor soort fruit wil je?
¿Qué tipo de fruta quieres?
Wat voor een vraag is dat? Verwacht je echt dat ik daar antwoord op geef?
¿Qué clase de pregunta es esa? ¿De verdad esperas que responda?