Vertaling van zussen

Inhoud:

Nederlands

Spaans

, broers, zussen {eigenn.}

hermanos

zus (mv. zussen) [v], zuster [v] {zn.}

hermana [v] (la ~)

Mijn zuster is beroemd.

Mi hermana es famosa.

Mijn zus is mooi.

Mi hermana es guapa.

Nederlands

Spaans

Beide zussen zijn blondines.

Ambas hermanas son rubias.

Seiko heeft geen zussen.

Seiko no tiene hermanas.

Seiko heeft geen zussen.

Seiko no tiene hermanas.

Hij heeft twee zussen.

Él tiene dos hermanas.

Mary en Maki zijn zussen.

Mary y Maki son hermanas.

Ik heb twee oudere zussen.

Tengo dos hermanas mayores.

Tom heeft 12 broers en zussen.

Tom tiene 12 hermanos.

Tom heeft geen broers, noch zussen.

Tom no tiene hermanos ni hermanas.

Ik heb één broer en twee zussen.

Yo tengo un hermano y dos hermanas.

Ze heeft twee zussen die allebei in Tokyo wonen.

Ella tiene dos hermanas que viven en Tokio.

Hoeveel broers heb je? Hoeveel zussen heb je?

¿Cuántos hermanos tienes? ¿Cuántas hermanas tienes?