Vertaling van boos
en colère
irrité
furieux
courroucé
énervé
excédé
furibond
hors de soi
Voorbeelden in zinsverband
Word niet boos.
Ne te fâche pas.
Ik ben boos op haar.
Je suis fâché contre elle.
Het antwoord maakte mij boos.
La réponse m'irrita.
Daarom ben ik boos op hem.
C'est pourquoi je suis en colère après lui.
Weet jij waarom ze zo boos is?
Savez-vous pourquoi elle est tellement en colère ?
Hij zei niets, wat haar boos maakte.
Il ne dit rien, ce qui la mit en colère.
Ik ben niet boos, verre van dat zelfs.
Je ne suis pas en colère, loin de là.
Je hebt het recht om boos te zijn.
Tu as une bonne raison d'être en colère.
Zo gauw als ik hem zag, wist ik dat hij boos was.
Lorsque je l'ai vu, j'ai tout de suite su qu'il était en colère.
Als je boos bent, tel dan tot tien voordat je wat zegt.
Quand tu es en colère, compte jusqu'à dix avant de parler.
Ik heb hem niet de waarheid verteld, omdat ik bang was dat hij boos zou worden.
Je ne lui ai pas dit la vérité de peur qu'il ne soit en colère.