Vertaling van copuleren

Inhoud:

Nederlands
Frans
copuleren, naaien, neuken, vozen, wippen {ww.}
coucher [o]
forniquer
baiser 

wij copuleren
jullie copuleren
zij copuleren

nous couchons
vous couchez
ils/elles couchent
» meer vervoegingen van coucher


Gerelateerd aan copuleren

naaien - neuken - vozen - wippen