Vertaling van geducht

Inhoud:

Nederlands
Frans
fiks, geducht, krachtig, sterk, straf, zwaar {bn.}
fort 
puissant 
bang zijn voor, duchten, schromen, terugschrikken voor, vrezen {ww.}
craindre 
redouter 
avoir peur 

ik heb geducht
jij hebt geducht
hij/zij/het heeft geducht

j'ai craint
tu as craint
il/elle a craint
» meer vervoegingen van craindre

Vrees niet, want er is niets te vrezen.
Ne crains rien car il n'y a rien à craindre.


Gerelateerd aan geducht

fiks - krachtig - sterk - straf - zwaar - bang zijn voor - duchten - schromen - terugschrikken voor - vrezen