Vertaling van heeft
hij/zij/het heeft
il/elle a
» meer vervoegingen van avoir
Voorbeelden in zinsverband
Hij heeft misschien gelogen.
Peut-être a-t-il menti.
Hij heeft een hond.
Il a un chien.
Zij heeft veel geld.
Elle a beaucoup d'argent.
Hij heeft drie dochters.
Il a trois filles.
Heeft hij opnieuw gefaald?
A-t-il échoué à nouveau ?
Een vogel heeft vleugels.
Un oiseau a des ailes.
Hij heeft twaalf zoons.
Il a douze fils.
Hij heeft twee zussen.
Il a deux sœurs.
Natuurlijk, hij heeft gelijk.
Bien sûr qu'il a raison.
Maria heeft lang haar.
Maria a de longs cheveux.
Ze heeft me gedumpt.
Elle m'a laissé tomber.
Ken heeft twee katten.
Ken a deux chats.
De man heeft gelijk.
Le type a raison.
Ana heeft veel bewonderaars.
Anne compte de nombreux admirateurs.
Hij heeft alles opgegeten.
Il a tout mangé.