Vertaling van met het gebruik van

Inhoud:

Nederlands
Frans
aanwenden, benutten, gebruiken {ww.}
user de
employer 
se servir de 
appliquer 

ik gebruik

j'emploie
» meer vervoegingen van employer

drinken, gebruiken {ww.}
boire 

ik gebruik

je bois
» meer vervoegingen van boire

Wil je iets te drinken?
Désirez-vous boire quelque chose ?
Europeanen drinken graag wijn.
Les Européens aiment boire du vin.
bikken, gebruiken, eten, vreten, nuttigen {ww.}
manger 
déjeuner 

ik gebruik

je mange
» meer vervoegingen van manger

Kan ik eten?
Puis-je manger ?
Wanneer kunnen we eten?
Quand pouvons-nous manger ?


Gerelateerd aan met het gebruik van

aanwenden - benutten - gebruiken - drinken - bikken - eten - vreten - nuttigen