Vertaling van opbrengen

Inhoud:

Nederlands
Frans
geven, aangeven, opbrengen, toebrengen, toekennen, verlenen {ww.}
donner 
bailler 
abouler
passer 

ik zal opbrengen
jij zult opbrengen
hij/zij/het zal opbrengen

je donnerai
tu donneras
il/elle donnera
» meer vervoegingen van donner

Ik ben vandaag bloed wezen geven.
Je suis allé donner mon sang aujourd'hui.
Ik wil een plant aan mama geven.
Je veux donner une plante à maman.
afwerpen, opbrengen, opleveren, voortbrengen {ww.}
produire 

ik zal opbrengen
jij zult opbrengen
hij/zij/het zal opbrengen

je produirai
tu produiras
il/elle produira
» meer vervoegingen van produire

aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen {ww.}
mettre 
revêtir 
imposer 
appliquer 

ik zal opbrengen
jij zult opbrengen
hij/zij/het zal opbrengen

je mettrai
tu mettras
il/elle mettra
» meer vervoegingen van mettre

Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
Que vais-je mettre: un pantalon ou une jupe ?