Vertaling van opdragen

Inhoud:

Nederlands
Frans
opdragen, spanderen, spenderen, toewijden {ww.}
dédier 
consacrer 

ik zal opdragen
jij zult opdragen
hij/zij/het zal opdragen

je dédierai
tu dédieras
il/elle dédiera
» meer vervoegingen van dédier

celebreren, opdragen, vieren {ww.}
célébrer 

ik zal opdragen
jij zult opdragen
hij/zij/het zal opdragen

je célébrerai
tu célébreras
il/elle célébrera
» meer vervoegingen van célébrer

belasten met, opdracht geven, opdragen {ww.}
confier une tâche
charger 

ik zal opdragen
jij zult opdragen
hij/zij/het zal opdragen

je chargerai
tu chargeras
il/elle chargera
» meer vervoegingen van charger



Gerelateerd aan opdragen

spanderen - spenderen - toewijden - celebreren - vieren - belasten met - opdracht geven