Vertaling van past

Inhoud:

Nederlands
Frans
gelegen komen, passen, schikken, uitkomen, voegen, betamen {ww.}
convenir 

jij past
hij/zij/het past

tu conviens
il/elle convient
» meer vervoegingen van convenir

betamen, horen, behoren, passen, voegen {ww.}
être décent 
beproeven, passen, aanpassen, proberen, toetsen, uitproberen {ww.}
essayer 

jij past
hij/zij/het past

tu essayes; essaies
il/elle essaye; essaie
» meer vervoegingen van essayer

Mag ik deze jurk passen?
Puis-je essayer cette robe ?
Deze keer zal ik het proberen.
Cette fois, je vais essayer ça.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Deze doos is zo groot dat hij niet in mijn tas past.

Cette boîte est si grande qu'elle ne rentre pas dans mon sac.

Ik denk niet dat dit overhemd bij die rode stropdas past.

Je ne pense pas que cette chemise aille avec cette cravate rouge.