Vertaling van plaats

Inhoud:

Nederlands
Frans
erf [o], binnenplaats [v], hof [o], plaats [v] {zn.}
cour  [v] (la ~)
Er loopt een pauw op de binnenplaats.
Il y a un paon dans la cour.
ambt [o], baan [v], betrekking [v], werkkring [m], plaats [v], post, wachtpost {zn.}
place  [v] (la ~)
emploi  [m] (l' ~)
poste  [m] (le ~)
Ik zoek een baan.
Je cherche un emploi.
Tom is op zoek naar een baan.
Tom cherche un emploi.
dorp [o], plaats [v] {zn.}
village  [m] (le ~)
localité  [v] (la ~)
Hij woont in een dorp.
Il habite dans un village.
Iedereen in het dorp kende hem.
Au village, tout le monde le connaissait.
stad [v], plaats [v] {zn.}
ville  [v] (la ~)
cité  [v] (la ~)
Wat een prachtige stad!
Quelle belle ville !
Woon je in de stad?
Habites-tu en ville ?
lokaal, plaats [v], plek, oord {zn.}
place  [v] (la ~)
local  [m] (le ~)
De middeleeuwen maakten plaats voor de renaissance.
L'époque médiévale fit place à la Renaissance.
Wat zoudt ge doen in mijn plaats?
Que feriez-vous à ma place ?
lokaliteit [v], oord, plaats [v], ruimte, zetel [m] {zn.}
lieu  [m] (le ~)
place  [v] (la ~)
endroit  [m] (l' ~)
localité  [v] (la ~)
Hij ging naar daar in plaats van zijn vader.
Il s'y rendit en lieu et place de son père.
Wat zou je in mijn plaats doen?
Que feriez-vous à ma place ?
ambt [o], baan [v], betrekking [v], werkkring [m], plaats [v], functie {zn.}
emploi  [m] (l' ~)
fonction  [v] (la ~)
service  [m] (le ~)
office  [m] (l' ~)
Jouw baan hangt aan een zijden draadje.
Ton emploi est suspendu à un fil.
De functie heeft geen neveneffecten.
La fonction n'a pas d'effets secondaires.
stad [v], stadje [o], plaats [v] {zn.}
localité  [v] (la ~)
leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen {ww.}
appliquer 
mettre 
poser 

ik plaats

j'applique
» meer vervoegingen van appliquer

leggen, plaatsen, situeren, stationeren {ww.}
placer 
poser 
situer 

ik plaats

je place
» meer vervoegingen van placer



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

De ontmoeting had gisteren plaats.

La réunion s'est tenue hier.

Op je plaats, klaar, af!

À vos marques, prêts, partez !

De wedstrijd vond niet plaats.

Le match n'a pas eu lieu.

Waar is de mooiste plaats op aarde?

Où se trouve l'endroit le plus beau au monde ?

Ik wil tijd in plaats van geld.

Je veux du temps à la place de l'argent.

De middeleeuwen maakten plaats voor de renaissance.

L'époque médiévale fit place à la Renaissance.

Wat zoudt ge doen in mijn plaats?

Que feriez-vous à ma place ?

Wat zou je in mijn plaats doen?

Que feriez-vous à ma place ?

Wat zoudt ge doen in mijn plaats?

Que feriez-vous à ma place ?

Leg het terug op zijn plaats, alstublieft.

Remets-le à sa place, je te prie.

Hij ging naar daar in plaats van zijn vader.

Il s'y rendit en lieu et place de son père.

Speel buiten in plaats van televisie te kijken.

Jouez dehors au lieu de regarder la télévision.

Wij gebruiken stokjes in plaats van vork en mes.

Nous utilisons des baguettes à la place des couteaux et fourchettes.

Kan jij dit doen in plaats van mij?

Pourriez-vous faire ceci à ma place ?

Dit is de plaats waar mijn vader geboren was.

C'est le lieu où naquit mon père.


Gerelateerd aan plaats

erf - binnenplaats - hof - ambt - baan - betrekking - werkkring - post - wachtpost - dorp - stad - lokaal - plek - oord - lokaliteit