Vertaling van vaart

Inhoud:

Nederlands
Frans
snelheid [v], tempo [o], vaart [v] {zn.}
rapidité  [v] (la ~)
vitesse  [v] (la ~)
allure  [v] (l' ~)
gracht, kanaal [o], vaart, wijk {zn.}
canal  [m] (le ~)
rapheid [v], snelheid [v], vlugheid [v], spoed, vaart, gezwindheid {zn.}
hâte  [v] (la ~)
rapidité  [v] (la ~)
Haastige spoed is zelden goed.
Hâte-toi lentement.
gaan, karren, rijden, varen {ww.}
aller 
se déplacer 
aller en véhicule

jij vaart
hij/zij/het vaart

tu vas
il/elle va
» meer vervoegingen van aller

Ik moet gaan.
Je devrais y aller.
Ik moet gaan slapen.
Je dois aller dormir.
varen {ww.}
naviguer 

jij vaart
hij/zij/het vaart

tu navigues
il/elle navigue
» meer vervoegingen van naviguer



Gerelateerd aan vaart

snelheid - tempo - gracht - kanaal - wijk - rapheid - vlugheid - spoed - gezwindheid - gaan - karren - rijden - varen