Vertaling van wassen

Inhoud:

Nederlands
Frans
de was doen, wassen, uitwassen {ww.}
laver 

wij wassen
jullie wassen
zij wassen

nous lavons
vous lavez
ils/elles lavent
» meer vervoegingen van laver

Ik ga mijn auto wassen.
Je vais laver ma voiture.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
Couper, laver et sécher, s'il vous plaît.
opgaan, opkomen, opstaan, rijzen, stijgen, verrijzen, wassen {ww.}
se soulever 
mengen, mixen, temperen, vermengen, verwarren, wassen {ww.}
mêler 
retourner 
mélanger 

wij wassen
jullie wassen
zij wassen

nous mêlons
vous mêlez
ils/elles mêlent
» meer vervoegingen van mêler

gedijen, groeien, toenemen, wassen, aanwassen {ww.}
s'accroître 
croître 
grandir 
augmenter 


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Ik ga mijn auto wassen.

Je vais laver ma voiture.

Knippen, wassen en drogen alstublieft.

Couper, laver et sécher, s'il vous plaît.

Je moet je handen wassen.

Vous devez vous laver les mains.

Ze wou de vuile kleren wassen.

Elle voulait laver les vêtements sales.