Vertaling van hoe gaat het?

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
hoe gaat het?, hoe maakt u het?, hoe gaat het ermee?
come sta?
binnengaan, binnenlopen, ingaan {ww.}
entrare

jij gaat binnen
hij/zij/het gaat binnen

tu entri
lui/lei/Lei entra
» meer vervoegingen van entrare

Ik heb hen de bank zien binnengaan.
Le vidi entrare in banca.
Ik zag hem de winkel binnengaan.
Io lo vidi entrare nel negozio.
aangaan, betreffen, gelden, raken {ww.}
riguardare
concernere

jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

tu riguardi
lui/lei/Lei riguarda
» meer vervoegingen van riguardare

afgaan, vertrekken, weggaan, zich verwijderen {ww.}
partire
andarsene

jij gaat af
hij/zij/het gaat af

tu parti
lui/lei/Lei parte
» meer vervoegingen van partire

Waarom wil je vandaag weggaan?
Perché vuoi partire oggi?
Wanneer ben je klaar om te vertrekken?
Quando sarà pronta a partire?
afgaan {ww.}
sparare

jij gaat af
hij/zij/het gaat af

tu spari
lui/lei/Lei spara
» meer vervoegingen van sparare

doodgaan, overlijden, sterven, verscheiden, versmachten {ww.}
morire

jij gaat dood
hij/zij/het gaat dood

tu muori
lui/lei/Lei muore
» meer vervoegingen van morire

Alle mensen moeten sterven.
Tutti gli uomini devono morire.
Ik wil met Getter Jaani sterven.
Voglio morire assieme a Getter Jaani.
afgaan, bezoeken, opzoeken {ww.}
visitare

jij gaat af
hij/zij/het gaat af

tu visiti
lui/lei/Lei visita
» meer vervoegingen van visitare

Ik wil Korea bezoeken.
Voglio visitare la Corea.
Ik hoop ooit Egypte te kunnen bezoeken.
Io desidero visitare l'Egitto un giorno.
gelden, heten, doorgaan, zich aanstellen {ww.}
posare

jij gaat door
hij/zij/het gaat door

tu posi
lui/lei/Lei posa
» meer vervoegingen van posare

doorgaan, verder gaan met, vervolgen, voortgaan, voortzetten {ww.}
continuare

jij gaat door
hij/zij/het gaat door

tu continui
lui/lei/Lei continua
» meer vervoegingen van continuare

aangaan, afsluiten, contracteren {ww.}
concludere

jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

tu concludi
lui/lei/Lei conclude
» meer vervoegingen van concludere

achteruitgaan {ww.}
indietreggiare

jij gaat achteruit
hij/zij/het gaat achteruit

tu indietreggi
lui/lei/Lei indietreggia
» meer vervoegingen van indietreggiare

achteruitgaan, verslechteren {ww.}
declinare
deperire
peggiorare

jij gaat achteruit
hij/zij/het gaat achteruit

tu declini
lui/lei/Lei declina
» meer vervoegingen van declinare

afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door {ww.}
percorrere

jij gaat door
hij/zij/het gaat door

tu percorri
lui/lei/Lei percorre
» meer vervoegingen van percorrere



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Italiaans

Hoe gaat het ermee?

Come vanno le cose?

Hoi, hoe gaat het?

Ciao, come stai?

Hallo John! Hoe gaat het?

Ciao, John! Come va?

Hoe gaat het met jullie moeder?

Come sta vostra madre?

Hey, hoe gaat het met je?

Ciao, come stai?

Hoe gaat het met je vrouw?

Come sta tua moglie?

Hoe gaat het met je vrouw?

Come sta tua moglie?

Hoe gaat het vandaag met je?

Come stai oggi?

En met jou, hoe gaat het met jou?

E lei, come sta?

Hoe gaat het met je?

Come stai?

Hoe gaat het met u?

Come sta?

Hoe gaat het met u? Hebt u een goede reis gehad?

Come stai? Hai fatto un buon viaggio?

Hoe gaat het met je? Ik heb je al tijden niet gezien.

Come stai? Non ti vedo da una vita!