Vertaling van met het gebruik van
Inhoud:
Nederlands
Italiaans
aanwenden, benutten, gebruiken {ww.}
usare
impiegare
impiegare
ik gebruik
io uso
» meer vervoegingen van usare
Mag ik dit potlood gebruiken?
Posso usare questa matita?
Mag ik deze fiets gebruiken?
Posso usare questa bicicletta?
drinken, gebruiken {ww.}
bere
ik gebruik
io bevo
» meer vervoegingen van bere
Wat wilt ge drinken?
Cosa vorresti da bere?
Wil je iets te drinken?
Vorrebbe qualcosa da bere?
afdragen, opgebruiken, slijten, verslijten {ww.}
logorare
ik gebruik op
io logoro
» meer vervoegingen van logorare
bikken, gebruiken, eten, vreten, nuttigen {ww.}
mangiare
ik gebruik
io mangio
» meer vervoegingen van mangiare
Wil je iets eten?
Vorrebbe mangiare qualcosa?
Wanneer kunnen we eten?
Quando possiamo mangiare?