Vertaling van aanbellen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
bellen, luiden, schellen, aanbellen {ww.}
bellen
luiden
schellen
aanbellen {ww.}

ik zal aanbellen
jij zult aanbellen
hij/zij/het zal aanbellen

ik zal bellen
jij zult bellen
hij/zij/het zal bellen
» meer vervoegingen van bellen

De schellen zijn van mijn ogen gevallen.
De schellen zijn van mijn ogen gevallen.
Waar kan ik bellen?
Waar kan ik bellen?
bellen, schellen, aanschellen, aanbellen {ww.}
bellen
schellen
aanschellen
aanbellen {ww.}

ik zal aanbellen
jij zult aanbellen
hij/zij/het zal aanbellen

ik zal bellen
jij zult bellen
hij/zij/het zal bellen
» meer vervoegingen van bellen

Ik moet bellen.
Ik moet bellen.
Bedankt voor het bellen.
Bedankt voor het bellen.


Gerelateerd aan aanbellen

bellen - luiden - schellen - aanschellenmelden