Vertaling van luiden
overgaan
schalmen
kleppen
galmen
beieren
aflopen {ww.}
ik loop af
jij loopt af
hij/zij/het loopt af
ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt
» meer vervoegingen van luiden
ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt
ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt
» meer vervoegingen van luiden
ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt
ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt
» meer vervoegingen van luiden
luiden
schellen
aanbellen {ww.}
ik bel aan
jij belt aan
hij/zij/het belt aan
ik bel
jij belt
hij/zij/het belt
» meer vervoegingen van bellen
bommen
beieren {ww.}
ik beier
jij beiert
hij/zij/het beiert
ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt
» meer vervoegingen van luiden
luien {ww.}
ik luidde
jij luidde
hij/zij/het luidde
ik luidde
jij luidde
hij/zij/het luidde
» meer vervoegingen van luiden
luiden
groep
lieden
luitjes {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Voor wie luiden de klokken?
Voor wie luiden de klokken?
Tijd heeft geen onderverdelingen om het verstrijken ervan aan te duiden, er is nooit een onweersbui of trompetgeschal om het begin van een nieuwe maand of een nieuw jaar aan te kondigen. Zelfs wanneer er een nieuwe eeuw aanbreekt, zijn alleen wij stervelingen het, die klokken luiden en pistolen afschieten.
Tijd heeft geen onderverdelingen om het verstrijken ervan aan te duiden, er is nooit een onweersbui of trompetgeschal om het begin van een nieuwe maand of een nieuw jaar aan te kondigen. Zelfs wanneer er een nieuwe eeuw aanbreekt, zijn alleen wij stervelingen het, die klokken luiden en pistolen afschieten.