Vertaling van luien

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
luiden, luien {ww.}
luiden
luien {ww.}

ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt

ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt
» meer vervoegingen van luiden

Voor wie luiden de klokken?
Voor wie luiden de klokken?


Gerelateerd aan luien

luidenverroeren