Vertaling van galmen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
galmen, naklinken, doorklinken {ww.}
galmen
naklinken
doorklinken {ww.}

ik doorklink
jij doorklinkt
hij/zij/het doorklinkt

ik galm
jij galmt
hij/zij/het galmt
» meer vervoegingen van galmen

luiden, overgaan, schalmen, kleppen, galmen, beieren, aflopen {ww.}
luiden
overgaan
schalmen
kleppen
galmen
beieren
aflopen {ww.}

ik loop af
jij loopt af
hij/zij/het loopt af

ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt
» meer vervoegingen van luiden

Voor wie luiden de klokken?
Voor wie luiden de klokken?
weerklinken, resoneren, weergalmen, galmen {ww.}
weerklinken
resoneren
weergalmen
galmen {ww.}

ik galm
jij galmt
hij/zij/het galmt

ik resoneer
jij resoneert
hij/zij/het resoneert
» meer vervoegingen van resoneren

galmen {ww.}
galmen {ww.}

ik galm
jij galmt
hij/zij/het galmt

ik galm
jij galmt
hij/zij/het galmt
» meer vervoegingen van galmen

galmen {ww.}
galmen {ww.}

ik galm
jij galmt
hij/zij/het galmt

ik galm
jij galmt
hij/zij/het galmt
» meer vervoegingen van galmen

galm [m] (de ~), echo [m] (de ~), weerklank [m] (de ~), weergalm, resonantie [v] (de ~), naklank {zn.}
galm [m] (de ~)
echo [m] (de ~)
weerklank [m] (de ~)
weergalm
resonantie [v] (de ~)
naklank {zn.}
galm [m] (de ~) {zn.}
galm [m] (de ~) {zn.}