Vertaling van beieren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
Beieren [o] {zn.}
Beieren [o] {zn.}
luiden, overgaan, schalmen, kleppen, galmen, beieren, aflopen {ww.}
luiden
overgaan
schalmen
kleppen
galmen
beieren
aflopen {ww.}

ik loop af
jij loopt af
hij/zij/het loopt af

ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt
» meer vervoegingen van luiden

Voor wie luiden de klokken?
Voor wie luiden de klokken?
beieren {ww.}
beieren {ww.}

ik beier
jij beiert
hij/zij/het beiert

ik beier
jij beiert
hij/zij/het beiert
» meer vervoegingen van beieren

luiden, bommen, beieren {ww.}
luiden
bommen
beieren {ww.}

ik beier
jij beiert
hij/zij/het beiert

ik luid
jij luidt
hij/zij/het luidt
» meer vervoegingen van luiden

Beier [m] (de ~) {zn.}
Beier [m] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan beieren

Beieren - luiden - overgaan - schalmen - kleppen - galmen - aflopen - bommen - Beierbespelen - uitklinken - inwoner