Vertaling van aflopen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
ophouden, uitgaan, verlopen, uitraken, uitlopen, eindigen, aflopen {ww.}
ophouden
uitgaan
verlopen
uitraken
uitlopen
eindigen
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal ophouden
ik zou ophouden
jij zult ophouden
» meer vervoegingen van ophouden

Het regende zonder ophouden.
Het regende zonder ophouden.
Laat ons ophouden.
Laat ons ophouden.
luiden, overgaan, schalmen, kleppen, galmen, beieren, aflopen {ww.}
luiden
overgaan
schalmen
kleppen
galmen
beieren
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal luiden
ik zou luiden
jij zult luiden
» meer vervoegingen van luiden

Voor wie luiden de klokken?
Voor wie luiden de klokken?
aflopen {ww.}
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen
» meer vervoegingen van aflopen

aflopen {ww.}
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen
» meer vervoegingen van aflopen

aflopen {ww.}
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen
» meer vervoegingen van aflopen

buigen, zich bukken, overhellen, hellen, aflopen {ww.}
buigen
zich bukken
overhellen
hellen
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal buigen
ik zou buigen
jij zult buigen
» meer vervoegingen van buigen

Ik kan mijn handpalmen op de vloer plaatsen zonder mijn knieën te buigen.
Ik kan mijn handpalmen op de vloer plaatsen zonder mijn knieën te buigen.
afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door {ww.}
afleggen
aflopen
doorgaan
gaan door {ww.}

ik zal afleggen
jij zult afleggen
hij/zij/het zal afleggen

ik zal afleggen
jij zult afleggen
hij/zij/het zal afleggen
» meer vervoegingen van afleggen

aflopen {ww.}
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen
» meer vervoegingen van aflopen

aflopen {ww.}
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen
» meer vervoegingen van aflopen

aflopen {ww.}
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen
» meer vervoegingen van aflopen

aflopen {ww.}
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen
» meer vervoegingen van aflopen

afhellen, aflopen, hellen {ww.}
afhellen
aflopen
hellen {ww.}

hij/zij/het zal afhellen
hij/zij/het zal afhellen
zij zult afhellen

hij/zij/het zal afhellen
hij/zij/het zal afhellen
zij zult afhellen
» meer vervoegingen van afhellen

ratelen, aflopen {ww.}
ratelen
aflopen {ww.}

ik zal aflopen
ik zou aflopen
jij zult aflopen

ik zal ratelen
ik zou ratelen
jij zult ratelen
» meer vervoegingen van ratelen