Vertaling van verlopen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
verlopen, terrein verliezen, teruglopen, achteruitgaan {ww.}
verlopen
terrein verliezen
teruglopen
achteruitgaan {ww.}

ik ga achteruit
jij gaat achteruit
hij/zij/het gaat achteruit

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt
» meer vervoegingen van verlopen

ophouden, uitgaan, verlopen, uitraken, uitlopen, eindigen, aflopen {ww.}
ophouden
uitgaan
verlopen
uitraken
uitlopen
eindigen
aflopen {ww.}

ik loop af
jij loopt af
hij/zij/het loopt af

ik houd op
jij houdt op
hij/zij/het houdt op
» meer vervoegingen van ophouden

Het regende zonder ophouden.
Het regende zonder ophouden.
Laat ons ophouden.
Laat ons ophouden.
verstrijken, vergaan, overdrijven, verlopen, overgaan, omkomen {ww.}
verstrijken
vergaan
overdrijven
verlopen
overgaan
omkomen {ww.}

ik kom om
jij komt om
hij/zij/het komt om

ik verstrijk
jij verstrijkt
hij/zij/het verstrijkt
» meer vervoegingen van verstrijken

Tom heeft de neiging te overdrijven.
Tom heeft de neiging te overdrijven.
Wanneer ze zal vergaan weet niemand
Wanneer ze zal vergaan weet niemand
gaan, lopen, zich begeven, verlopen, van stapel lopen {ww.}
gaan
lopen
zich begeven
verlopen
van stapel lopen {ww.}

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat
» meer vervoegingen van gaan

"Wat?" zei Al-Sayib. "Denk je dat je nu ineens met een Armani moet gaan lopen pronken, omdat je op de internationale tv bent?
"Wat?" zei Al-Sayib. "Denk je dat je nu ineens met een Armani moet gaan lopen pronken, omdat je op de internationale tv bent?
Kan je lopen?
Kan je lopen?
verlopen, expireren {ww.}
verlopen
expireren {ww.}

ik expireer
jij expireert
hij/zij/het expireert

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt
» meer vervoegingen van verlopen

verlopen {ww.}
verlopen {ww.}

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt
» meer vervoegingen van verlopen

verlopen {ww.}
verlopen {ww.}

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt

ik verloop
jij verloopt
hij/zij/het verloopt
» meer vervoegingen van verlopen

decadent, verlopen {bn.}
decadent
verlopen {bn.}
verjaard, verlopen {bn.}
verjaard
verlopen {bn.}
gaan, lopen, marcheren, verlopen {ww.}
gaan
lopen
marcheren
verlopen {ww.}

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat
» meer vervoegingen van gaan

De baby kan lopen.
De baby kan lopen.
Hij kan niet meer lopen.
Hij kan niet meer lopen.
omgaan, verstrijken, voorbijgaan, vlieden, verlopen, vervlieden, verglijden {ww.}
omgaan
verstrijken
voorbijgaan
vlieden
verlopen
vervlieden
verglijden {ww.}

ik ga om
jij gaat om
hij/zij/het gaat om

ik ga om
jij gaat om
hij/zij/het gaat om
» meer vervoegingen van omgaan

Ze kon niet omgaan met de angst.
Ze kon niet omgaan met de angst.
Water kun je drinken, maar je kunt er ook aan voorbijgaan.
Water kun je drinken, maar je kunt er ook aan voorbijgaan.