Vertaling van aanplanten
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
planten, poten, aanplanten {ww.}
planten
poten
aanplanten {ww.}
poten
aanplanten {ww.}
ik zal aanplanten
ik zou aanplanten
jij zult aanplanten
ik zal planten
ik zou planten
jij zult planten
» meer vervoegingen van planten
Een tafel heeft vier poten.
Een tafel heeft vier poten.
Planten groeien snel na regen.
Planten groeien snel na regen.
aanplanten {ww.}
aanplanten {ww.}
ik zal aanplanten
jij zult aanplanten
hij/zij/het zal aanplanten
ik zal aanplanten
jij zult aanplanten
hij/zij/het zal aanplanten
» meer vervoegingen van aanplanten