Vertaling van planten
poten
aanplanten {ww.}
ik plant aan
jij plant aan
hij/zij/het plant aan
ik plant
jij plant
hij/zij/het plant
» meer vervoegingen van planten
telen {ww.}
ik plant
jij plant
hij/zij/het plant
ik plant
jij plant
hij/zij/het plant
» meer vervoegingen van planten
inplanten {ww.}
ik plant in
jij plant in
hij/zij/het plant in
ik plant
jij plant
hij/zij/het plant
» meer vervoegingen van planten
planten
poten
neerzetten
neerpoten {ww.}
ik poot neer
jij poot neer
hij/zij/het poot neer
ik zet
jij zet
hij/zij/het zet
» meer vervoegingen van zetten
plantgewas {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Planten groeien snel na regen.
Planten groeien snel na regen.
Water is onmisbaar voor planten.
Water is onmisbaar voor planten.
Waarom zouden sommige planten eenjarig zijn en andere meerjarig?
Waarom zouden sommige planten eenjarig zijn en andere meerjarig?
In maart is de grond nog te koud om iets in de tuin te planten.
In maart is de grond nog te koud om iets in de tuin te planten.