Vertaling van angst
spanning
bezorgdheid {zn.}
benauwdheid
zielsangst
beklemming {zn.}
angst
schrik
benauwdheid
beklemming
bangheid
angstgevoel {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Die jongen toonde geen angst.
Die jongen toonde geen angst.
Haar angst was voor iedereen duidelijk.
Haar angst was voor iedereen duidelijk.
De jongen werd ziek van angst.
De jongen werd ziek van angst.
Ze probeerde haar angst tevergeefs te verbergen.
Ze probeerde haar angst tevergeefs te verbergen.
Ze kon niet omgaan met de angst.
Ze kon niet omgaan met de angst.
Angst voor de leegte
Angst voor de leegte
De gewapende kapers joegen de passagiers angst aan.
De gewapende kapers joegen de passagiers angst aan.
De angst voor het communisme was toen erg sterk.
De angst voor het communisme was toen erg sterk.
"Hippopotomonstrosesquipedaliofobie is een lang woord, hè?" "Ja, maar weet je wat het betekent?" "Nee, eigenlijk niet." "Het betekent angst voor lange woorden." "Wat ironisch."
"Hippopotomonstrosesquipedaliofobie is een lang woord, hè?" "Ja, maar weet je wat het betekent?" "Nee, eigenlijk niet." "Het betekent angst voor lange woorden." "Wat ironisch."