Vertaling van bruid
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
bruid , jonggehuwde {zn.}
bruid
jonggehuwde {zn.}
jonggehuwde {zn.}
U mag nu de bruid kussen.
U mag nu de bruid kussen.
Ze is gekleed als een bruid.
Ze is gekleed als een bruid.
meisje , verloofde, bruid {zn.}
meisje
verloofde
bruid {zn.}
verloofde
bruid {zn.}
Ze spreekt vaak met haar verloofde.
Ze spreekt vaak met haar verloofde.
Het meisje springt.
Het meisje springt.
bruid {zn.}
bruid {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
U mag nu de bruid kussen.
U mag nu de bruid kussen.
Ze is gekleed als een bruid.
Ze is gekleed als een bruid.