Vertaling van meisje

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
meisje [o], verloofde, bruid [v] {zn.}
meisje [o]
verloofde
bruid [v] {zn.}
U mag nu de bruid kussen.
U mag nu de bruid kussen.
Ze spreekt vaak met haar verloofde.
Ze spreekt vaak met haar verloofde.
meisje [o], klein meisje [o] {zn.}
meisje [o]
klein meisje [o] {zn.}
Ik ken haar sinds dat ze een klein meisje was.
Ik ken haar sinds dat ze een klein meisje was.
Daar zij zelf geen kinderen hadden, besloten ze een klein meisje te adopteren.
Daar zij zelf geen kinderen hadden, besloten ze een klein meisje te adopteren.
meisje [o], meid [v], wicht, griet {zn.}
meisje [o]
meid [v]
wicht
griet {zn.}
Meid, wat heb je toch prachtig haar.
Meid, wat heb je toch prachtig haar.
Het meisje springt.
Het meisje springt.
meisje [v] (het ~), maagd [m] (de ~), meid [v] (de ~), dienstmeid, dienstmeisje [v] (het ~), dienares [v] (de ~), dienstbode [v] (de ~) {zn.}
meisje [v] (het ~)
maagd [m] (de ~)
meid [v] (de ~)
dienstmeid
dienstmeisje [v] (het ~)
dienares [v] (de ~)
dienstbode [v] (de ~) {zn.}
Dat meisje die een sjaal draag is maagd.
Dat meisje die een sjaal draag is maagd.
Hij heeft een dienstmeid.
Hij heeft een dienstmeid.
meisje [v] (het ~), mop [v] (de ~), meid [v] (de ~), griet [v] (de ~), deern [v] (de ~), troel [v] (de ~), niese, natel, meiske, chick {zn.}
meisje [v] (het ~)
mop [v] (de ~)
meid [v] (de ~)
griet [v] (de ~)
deern [v] (de ~)
troel [v] (de ~)
niese
natel
meiske
chick {zn.}
Zijn mop was geweldig.
Zijn mop was geweldig.
Het meisje drinkt thee.
Het meisje drinkt thee.
meisje {zn.}
meisje {zn.}
Dat meisje is knap.
Dat meisje is knap.
Het arme meisje werd blind.
Het arme meisje werd blind.
meisje [v] (het ~), honnepon [m] (de ~) {zn.}
meisje [v] (het ~)
honnepon [m] (de ~) {zn.}
Een meisje belde me op.
Een meisje belde me op.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Het meisje springt.

Het meisje springt.

Het meisje drinkt thee.

Het meisje drinkt thee.

Dat meisje is knap.

Dat meisje is knap.

Het arme meisje werd blind.

Het arme meisje werd blind.

Een meisje belde me op.

Een meisje belde me op.

Dit meisje komt van Japan.

Dit meisje komt van Japan.

Ik ontmoette een Amerikaans meisje.

Ik ontmoette een Amerikaans meisje.

Ze adopteerden het kleine meisje.

Ze adopteerden het kleine meisje.

Ze is een lekker meisje.

Ze is een lekker meisje.

Je bent een grappig meisje.

Je bent een grappig meisje.

Vind je dit meisje leuk?

Vind je dit meisje leuk?

Kom hier, meisje, ga zitten!

Kom hier, meisje, ga zitten!

Ze is een welgemanierd meisje.

Ze is een welgemanierd meisje.

Dat meisje kan niet fietsen.

Dat meisje kan niet fietsen.

Ze is een blond meisje.

Ze is een blond meisje.


Gerelateerd aan meisje

verloofde - bruid - klein meisje - meid - wicht - griet - maagd - dienstmeid - dienstmeisje - dienares - dienstbode - mop - deern - troel - niesebediende - ding - vrouw - partner - meisje