Vertaling van dansen
ik dans
jij danst
hij/zij/het danst
ik dans
jij danst
hij/zij/het danst
» meer vervoegingen van dansen
gedans {zn.}
ik dans
jij danst
hij/zij/het danst
ik dans
jij danst
hij/zij/het danst
» meer vervoegingen van dansen
dansje {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Je kan dansen, nietwaar?
Je kan dansen, nietwaar?
Ik wil dansen.
Ik wil dansen.
Zij wil dansen.
Zij wil dansen.
Vanavond gaan we dansen.
Vanavond gaan we dansen.
Vandaag gaan we gaan dansen.
Vandaag gaan we gaan dansen.
Ik wil graag leren dansen.
Ik wil graag leren dansen.
Wil je met me dansen?
Wil je met me dansen?
Ik wil graag met je dansen.
Ik wil graag met je dansen.
Wat jammer dat je niet kan dansen!
Wat jammer dat je niet kan dansen!
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.