Vertaling van duchten
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
vrezen, terugschrikken voor, duchten, schromen, bang zijn voor {ww.}
vrezen
terugschrikken voor
duchten
schromen
bang zijn voor {ww.}
terugschrikken voor
duchten
schromen
bang zijn voor {ww.}
ik ducht
jij ducht
hij/zij/het ducht
ik vrees
jij vreest
hij/zij/het vreest
» meer vervoegingen van vrezen
Vrees niet, want er is niets te vrezen.
Vrees niet, want er is niets te vrezen.
Goed doen en niets vrezen
Goed doen en niets vrezen
vrezen, duchten {ww.}
vrezen
duchten {ww.}
duchten {ww.}
ik ducht
jij ducht
hij/zij/het ducht
ik vrees
jij vreest
hij/zij/het vreest
» meer vervoegingen van vrezen
Je moet de laatste dag niet vrezen noch wensen
Je moet de laatste dag niet vrezen noch wensen
Ze mogen me haten, als ze me maar vrezen
Ze mogen me haten, als ze me maar vrezen