Vertaling van voelen
gevoelen
aanvoelen
gewaarworden {ww.}
ik voel aan
jij voelt aan
hij/zij/het voelt aan
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
» meer vervoegingen van voelen
bevoelen
betasten
tasten {ww.}
ik betast
jij betast
hij/zij/het betast
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
» meer vervoegingen van voelen
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
» meer vervoegingen van voelen
aanvoelen {ww.}
ik voel aan
jij voelt aan
hij/zij/het voelt aan
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
» meer vervoegingen van voelen
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
» meer vervoegingen van voelen
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
» meer vervoegingen van voelen
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
» meer vervoegingen van voelen
Voorbeelden in zinsverband
Ze kon haar knieën voelen trillen.
Ze kon haar knieën voelen trillen.
Ge zult u beter voelen als ge dit medicament neemt.
Ge zult u beter voelen als ge dit medicament neemt.
Hoe kan ik me ontspannen voelen, als jij zo naar mij kijkt.
Hoe kan ik me ontspannen voelen, als jij zo naar mij kijkt.
Ik weet niet wat te zeggen opdat je je beter zou voelen.
Ik weet niet wat te zeggen opdat je je beter zou voelen.