Vertaling van veroorzaken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
veroorzaken, aanrichten, teweegbrengen, stichten, aandoen {ww.}
veroorzaken
aanrichten
teweegbrengen
stichten
aandoen {ww.}

ik doe aan
jij doet aan
hij/zij/het doet aan

ik veroorzaak
jij veroorzaakt
hij/zij/het veroorzaakt
» meer vervoegingen van veroorzaken

Het zal schade aanrichten aan de oogst.
Het zal schade aanrichten aan de oogst.
Ik wil geen paniek veroorzaken.
Ik wil geen paniek veroorzaken.
leiden, veroorzaken, teweegbrengen {ww.}
leiden
veroorzaken
teweegbrengen {ww.}

ik leid
jij leidt
hij/zij/het leidt

ik leid
jij leidt
hij/zij/het leidt
» meer vervoegingen van leiden

Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?
Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?
Alle wegen leiden naar Rome.
Alle wegen leiden naar Rome.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik wil geen paniek veroorzaken.

Ik wil geen paniek veroorzaken.

Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?

Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?


Gerelateerd aan veroorzaken

aanrichten - teweegbrengen - stichten - aandoen - leidenpasseren