Vertaling van stichten

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
stichten {ww.}
stichten {ww.}

ik sticht
jij sticht
hij/zij/het sticht

ik sticht
jij sticht
hij/zij/het sticht
» meer vervoegingen van stichten

veroorzaken, aanrichten, teweegbrengen, stichten, aandoen {ww.}
veroorzaken
aanrichten
teweegbrengen
stichten
aandoen {ww.}

ik doe aan
jij doet aan
hij/zij/het doet aan

ik veroorzaak
jij veroorzaakt
hij/zij/het veroorzaakt
» meer vervoegingen van veroorzaken

Het zal schade aanrichten aan de oogst.
Het zal schade aanrichten aan de oogst.
Ik wil geen paniek veroorzaken.
Ik wil geen paniek veroorzaken.
vestigen, stichten, funderen, grondvesten, baseren {ww.}
vestigen
stichten
funderen
grondvesten
baseren {ww.}

ik baseer
jij baseert
hij/zij/het baseert

ik vestig
jij vestigt
hij/zij/het vestigt
» meer vervoegingen van vestigen

Zoveel inspanning kostte het de Romeinse staat te vestigen
Zoveel inspanning kostte het de Romeinse staat te vestigen
vestigen, oprichten, stichten, inrichten {ww.}
vestigen
oprichten
stichten
inrichten {ww.}

ik richt in
jij richt in
hij/zij/het richt in

ik vestig
jij vestigt
hij/zij/het vestigt
» meer vervoegingen van vestigen

stichten {ww.}
stichten {ww.}

ik sticht
jij sticht
hij/zij/het sticht

ik sticht
jij sticht
hij/zij/het sticht
» meer vervoegingen van stichten

vestigen, grondvesten, stichten {ww.}
vestigen
grondvesten
stichten {ww.}

ik grondvest
jij grondvest
hij/zij/het grondvest

ik vestig
jij vestigt
hij/zij/het vestigt
» meer vervoegingen van vestigen

aanrichten, aanstichten, stichten {ww.}
aanrichten
aanstichten
stichten {ww.}

ik richt aan
jij richt aan
hij/zij/het richt aan

ik richt aan
jij richt aan
hij/zij/het richt aan
» meer vervoegingen van aanrichten