Vertaling van aanrichten

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
veroorzaken, aanrichten, teweegbrengen, stichten, aandoen {ww.}
veroorzaken
aanrichten
teweegbrengen
stichten
aandoen {ww.}

ik zal aandoen
jij zult aandoen
hij/zij/het zal aandoen

ik zal veroorzaken
jij zult veroorzaken
hij/zij/het zal veroorzaken
» meer vervoegingen van veroorzaken

Het zal schade aanrichten aan de oogst.
Het zal schade aanrichten aan de oogst.
Ik wil geen paniek veroorzaken.
Ik wil geen paniek veroorzaken.
aanrichten {ww.}
aanrichten {ww.}

ik zal aanrichten
jij zult aanrichten
hij/zij/het zal aanrichten

ik zal aanrichten
jij zult aanrichten
hij/zij/het zal aanrichten
» meer vervoegingen van aanrichten

aanrichten, aanstichten, stichten {ww.}
aanrichten
aanstichten
stichten {ww.}

ik zal aanrichten
jij zult aanrichten
hij/zij/het zal aanrichten

ik zal aanrichten
jij zult aanrichten
hij/zij/het zal aanrichten
» meer vervoegingen van aanrichten

regelen, aanrichten, ordenen, arrangeren {ww.}
regelen
aanrichten
ordenen
arrangeren {ww.}

ik zal aanrichten
jij zult aanrichten
hij/zij/het zal aanrichten

ik zal regelen
jij zult regelen
hij/zij/het zal regelen
» meer vervoegingen van regelen

laat ons de kwestie zonder een derde partij regelen.
laat ons de kwestie zonder een derde partij regelen.
Het maakt me niet uit om in de regelen te wandelen.
Het maakt me niet uit om in de regelen te wandelen.


Gerelateerd aan aanrichten

veroorzaken - teweegbrengen - stichten - aandoen - aanstichten - regelen - ordenen - arrangerenorganiseren - veroorzaken