Vertaling van gevoelen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
voelen, gevoelen, aanvoelen, gewaarworden {ww.}
voelen
gevoelen
aanvoelen
gewaarworden {ww.}

ik voel aan
jij voelt aan
hij/zij/het voelt aan

ik voel
jij voelt
hij/zij/het voelt
» meer vervoegingen van voelen

Ze kon haar knieën voelen trillen.
Ze kon haar knieën voelen trillen.
Ge zult u beter voelen als ge dit medicament neemt.
Ge zult u beter voelen als ge dit medicament neemt.
ontmoeten, ervaren, beleven, ondervinden, gewaarworden, gevoelen {ww.}
ontmoeten
ervaren
beleven
ondervinden
gewaarworden
gevoelen {ww.}

ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft

ik ontmoet
jij ontmoet
hij/zij/het ontmoet
» meer vervoegingen van ontmoeten

We gaan veel plezier beleven.
We gaan veel plezier beleven.
Ik wil Tom graag ontmoeten.
Ik wil Tom graag ontmoeten.
zin [m] (de ~), mening [v] (de ~), gedachte [v] (de ~), inzicht [o] (het ~), inzien [o] (het ~), oordeel [o] (het ~), opinie [v] (de ~), denkbeeld, stellingname [m] (de ~), standpunt [o] (het ~), opvatting, gevoelen {zn.}
zin [m] (de ~)
mening [v] (de ~)
gedachte [v] (de ~)
inzicht [o] (het ~)
inzien [o] (het ~)
oordeel [o] (het ~)
opinie [v] (de ~)
denkbeeld
stellingname [m] (de ~)
standpunt [o] (het ~)
opvatting
gevoelen {zn.}
Tom veranderde van gedachte.
Tom veranderde van gedachte.
Geef me jouw opinie, alsjeblieft.
Geef me jouw opinie, alsjeblieft.
gevoel [o] (het ~), aandoening [v] (de ~), sentiment [o] (het ~), gevoelen, gemoedsbeweging, gemoedsaandoening, emotie [v] (de ~), affect [o] (het ~) {zn.}
gevoel [o] (het ~)
aandoening [v] (de ~)
sentiment [o] (het ~)
gevoelen
gemoedsbeweging
gemoedsaandoening
emotie [v] (de ~)
affect [o] (het ~) {zn.}
Ze zong haar mooie lied met gevoel.
Ze zong haar mooie lied met gevoel.
"Wat voor gevoel?" vroeg de winkelier.
"Wat voor gevoel?" vroeg de winkelier.