Vertaling van beleven
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
beleven {ww.}
beleven {ww.}
ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft
ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft
» meer vervoegingen van beleven
We gaan veel plezier beleven.
We gaan veel plezier beleven.
ondergaan, beleven, doormaken, doorleven {ww.}
ondergaan
beleven
doormaken
doorleven {ww.}
beleven
doormaken
doorleven {ww.}
ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft
ik onderga
jij ondergaat
hij/zij/het ondergaat
» meer vervoegingen van ondergaan
Door hetgeen men zelf wil, kan men geen onrecht ondergaan
Door hetgeen men zelf wil, kan men geen onrecht ondergaan
beleven, meemaken {ww.}
beleven
meemaken {ww.}
meemaken {ww.}
ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft
ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft
» meer vervoegingen van beleven
ervaren, beleven, ondervinden, doormaken {ww.}
ervaren
beleven
ondervinden
doormaken {ww.}
beleven
ondervinden
doormaken {ww.}
ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft
ik ervaar
jij ervaart
hij/zij/het ervaart
» meer vervoegingen van ervaren
Hij is een ervaren drijver.
Hij is een ervaren drijver.
Hij is een ervaren lesgever.
Hij is een ervaren lesgever.
ontmoeten, ervaren, beleven, ondervinden, gewaarworden, gevoelen {ww.}
ontmoeten
ervaren
beleven
ondervinden
gewaarworden
gevoelen {ww.}
ervaren
beleven
ondervinden
gewaarworden
gevoelen {ww.}
ik beleef
jij beleeft
hij/zij/het beleeft
ik ontmoet
jij ontmoet
hij/zij/het ontmoet
» meer vervoegingen van ontmoeten
Ik wil Tom graag ontmoeten.
Ik wil Tom graag ontmoeten.
Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.
Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.