Vertaling van zin

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
zin [m], wens, verlangen, lust, zucht [v], begeerte [v] {zn.}
zin [m]
wens
verlangen
lust
zucht [v]
begeerte [v] {zn.}
Een oude bok lust ook nog wel een groen blaadje.
Een oude bok lust ook nog wel een groen blaadje.
Zijn wens werd uiteindelijk vervuld.
Zijn wens werd uiteindelijk vervuld.
zin [m], neiging [v], lust, aanvechting [v] {zn.}
zin [m]
neiging [v]
lust
aanvechting [v] {zn.}
Hij heeft de neiging kwaad te worden.
Hij heeft de neiging kwaad te worden.
Tom heeft de neiging te overdrijven.
Tom heeft de neiging te overdrijven.
zin [m], plan [o], doel [o], bedoeling [v], voornemen [o], toeleg [m], strekking [v] {zn.}
zin [m]
plan [o]
doel [o]
bedoeling [v]
voornemen [o]
toeleg [m]
strekking [v] {zn.}
Hij legde het belangrijkste doel van het plan uit.
Hij legde het belangrijkste doel van het plan uit.
Dat was niet mijn bedoeling.
Dat was niet mijn bedoeling.
zin [m], zinsnede, volzin, frase [v] {zn.}
zin [m]
zinsnede
volzin
frase [v] {zn.}
Deze zin niet vertalen!
Deze zin niet vertalen!
Dit is geen zin.
Dit is geen zin.
zin [m], betekenis [v] {zn.}
zin [m]
betekenis [v] {zn.}
Wat is de betekenis van deze zin?
Wat is de betekenis van deze zin?
Wat is de precieze betekenis van "precise"?
Wat is de precieze betekenis van "precise"?
zin [m], volzin, hoofdzin, stelling [v] {zn.}
zin [m]
volzin
hoofdzin
stelling [v] {zn.}
Maak de zin af.
Maak de zin af.
Je moet deze zin onthouden.
Je moet deze zin onthouden.
zin [m], betekenis [v], significantie, portee [v] {zn.}
zin [m]
betekenis [v]
significantie
portee [v] {zn.}
Ik dacht na over de betekenis van zijn schilderij.
Ik dacht na over de betekenis van zijn schilderij.
De leraar zal ons de betekenis van het woord uitleggen.
De leraar zal ons de betekenis van het woord uitleggen.
zin [m], zintuig {zn.}
zin [m]
zintuig {zn.}
Deze zin bevat zeven woorden.
Deze zin bevat zeven woorden.
behagen [o], genoegen, welbehagen, welgevallen, zin [m] {zn.}
behagen [o]
genoegen
welbehagen
welgevallen
zin [m] {zn.}
wil, zin [m] {zn.}
wil
zin [m] {zn.}
bedenken, nadenken, overdenken, wikken, zinnen, zinnen op {ww.}
bedenken
nadenken
overdenken
wikken
zinnen
zinnen op {ww.}

ik bedenk
jij bedenkt
hij/zij/het bedenkt

ik bedenk
jij bedenkt
hij/zij/het bedenkt
» meer vervoegingen van bedenken

aanstaan, behagen, bevallen, zinnen {ww.}
aanstaan
behagen
bevallen
zinnen {ww.}

ik sta aan
jij staat aan
hij/zij/het staat aan

ik sta aan
jij staat aan
hij/zij/het staat aan
» meer vervoegingen van aanstaan

mediteren, nadenken, peinzen, zinnen {ww.}
mediteren
nadenken
peinzen
zinnen {ww.}

ik mediteer
jij mediteert
hij/zij/het mediteert

ik mediteer
jij mediteert
hij/zij/het mediteert
» meer vervoegingen van mediteren

brouwen, peinzen, zinnen, beramen, uitbroeden {ww.}
brouwen
peinzen
zinnen
beramen
uitbroeden {ww.}

ik beraam
jij beraamt
hij/zij/het beraamt

ik brouw
jij brouwt
hij/zij/het brouwt
» meer vervoegingen van brouwen

aanspreken, aanstaan, behagen, bevallen, liggen, lijken, zinnen {ww.}
aanspreken
aanstaan
behagen
bevallen
liggen
lijken
zinnen {ww.}

ik spreek aan
jij spreekt aan
hij/zij/het spreekt aan

ik spreek aan
jij spreekt aan
hij/zij/het spreekt aan
» meer vervoegingen van aanspreken



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Deze zin niet vertalen!

Deze zin niet vertalen!

Dit is geen zin.

Dit is geen zin.

Maak de zin af.

Maak de zin af.

Je moet deze zin onthouden.

Je moet deze zin onthouden.

Deze zin bevat zeven woorden.

Deze zin bevat zeven woorden.

Hoe verwijder ik een zin?

Hoe verwijder ik een zin?

Deze zin slaat nergens op.

Deze zin slaat nergens op.

Deze zin is niet verkeerd.

Deze zin is niet verkeerd.

Deze zin is van mij.

Deze zin is van mij.

Welke zin heb je liever?

Welke zin heb je liever?

Er zit in foutje in deze zin.

Er zit in foutje in deze zin.

Ik kan deze zin niet vertalen.

Ik kan deze zin niet vertalen.

Ik heb zin in een drankje.

Ik heb zin in een drankje.

Ik had zin om te gaan wandelen.

Ik had zin om te gaan wandelen.

Eet waar je zin in hebt.

Eet waar je zin in hebt.


Gerelateerd aan zin

wens - verlangen - lust - zucht - begeerte - neiging - aanvechting - plan - doel - bedoeling - voornemen - toeleg - strekking - zinsnede - volzinuitdenken - verschaffen